-
1 kiddo
n. jong, joch, aanspreekvorm voor een kind of jong iemand (Informeel); kind, jong iemand (Slang)[ kiddoo] 〈 slang〉 -
2 brother
-
3 дамы и господа!
ngener. dames en heren! (îáðàùåíèå, als aanspreekvorm) -
4 buddy
n. vriend, kennis; kerelbuddy11 maat ⇒ vriend, kameraad————————buddy2〈werkwoord; buddied〉 〈Amerikaans-Engels; slang〉♦voorbeelden: -
5 doll
-
6 duck
n. eend; nul punten; lieverd; buigzaamheid--------v. buigen, zich bukkenduck1[ duk] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: voor 0.1 ook duck〉3 〈Brits-Engels; informeel〉 liefje ⇒ schatje, snoesje 〈voornamelijk als aanspreekvorm; ook in meervoud〉♦voorbeelden:¶ duck(s) and drake(s) • het keilen, het kiskassenplay ducks and drakes with/make ducks and drakes of • verkwanselentake to something like a duck to water • in z'n element zijnfunny old duck • vreemde snoeshaan〈 vulgair〉 (go) fuck a duck! • krijg (nou) de klere!————————duck21 buigen ⇒ (zich) bukken, wegduiken→ duck out duck out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 ducky
adj. snoes[ dukkie] 〈meervoud: duckies〉 〈Brits-Engels; informeel〉 -
8 honey
adj. honing-; zoet--------n. honing--------v. likken, vleien[ hunnie] -
9 mate
n. maté, Zuid-Amerikaanse boom, die eeuwig groen is, gecultiveerd voor zijn bladeren die gebruikt worden voor maken van thee; Paraquaanse thee, drank gemaakt door het trekken van bladeren van de matéboom in heet water--------n. vriend, maat; huwelijkspartner; partner; stuurman; mat (schaak-)--------v. paren; koppelen; voortplanten; mat zetten (in schaken)mate1[ meet]4 stuurman1 mat————————mate21 paren ⇒ huwen; zich voortplanten2 〈 techniek, technologie〉aan(een)/bij/in elkaar passenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
10 sugar
n. suiker--------v. suiker doen in, aangenamer makensugar1[ sjoegə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 suiker————————sugar2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:sugar over • verbloemen -
11 citoyen
citoyen [sietwaajẽ],citoyenne [sietwaajen]〈m., v.〉♦voorbeelden:1 accomplir son devoir de citoyen • zijn burgerplicht vervullen, stemmencitoyen d'honneur • ereburgercitoyen du monde • wereldburgerm (f - citoyenne) -
12 buster
n. vernietiger, vernieler, verwoester[ bustə]1 〈ook Buster; aanspreekvorm; voornamelijk Amerikaans-Engels; slang; voornamelijk pejoratief〉 kerel ⇒ makker, jochie♦voorbeelden: -
13 squire
n. landedelman, landjonker; schildknaap--------v. begeleidensquire1[ skwajjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————squire2
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский